Paul van der Post (69) laat geen wedstrijd van DoCoS aan zich voorbij gaan, al decennia lang niet, hij is altijd aanwezig, uit en thuis. Ruim voor de elftallen het veld betreden en het eerste fluitsignaal klinkt, is hij in de kantine te vinden. Waar en tegen wie de roodwitten ook moeten spelen, een gezonde spanning maakt zich nog altijd van hem meester. In dat uurtje voor de aanvang vindt er namelijk ook nog een ritueel plaats. In wisselende groepjes worden de kroketten geproefd, op kwaliteit beoordeeld en er wordt een rapportcijfer gegeven.
‘Een precies proces, een niet te onderschatten check,’ is de mening van Paul. ‘Voldoet de kroket aan eisen als smaak, vulling en temperatuur, is hij knapperig krokant? Het resultaat melden wij aan de keukenbrigade en waarschuwen Edwin Vurens, de trainer.’ Waarschuwen? ‘Ja, waarschuwen, een kroket die met of zonder mosterd een genot is, wijst erop dat gasten culinair warm welkom worden geheten en stevige tegenstanders kunnen verwachten.’ Geven Paul en zijn keurmeesters de snack een onvoldoende (‘koude kern, oud frituurvet, eigen maaksel, geen Dobbe of Kwekkeboom’), vallen de spanningen weg en gaan de hoofdmacht en de schare DoCoS-supporters met een geruster hart de 90 minuten in.
Is de keuring van de kroket grappend bedoeld? Om de dooie dood niet, daar zijn Van der Post en zijn met zorg geselecteerde proevers te serieus voor. Het is een ritueel, een steekhoudende analyse. Een kroket met de waardering 9 zegt ‘pas op, de spelers zijn vandaag gemotiveerd tot in hun botten’; bij 5 of 4 of erger heeft men er weinig tot geen fiducie in punten te pakken, de motivatie is ver te zoeken, trainer, doe er je voordeel mee. Is het verstandig deze voorbereiding op een wedstrijd wereldkundig te maken? ’Ik zie geen voetangels en klemmen,’ reageert Van der Post, ‘ik kijk uit naar de ervaringen bij andere clubs. Het is iets nieuws, een innovatie.’
Eeuwige strijd Ajax – Feyenoord
Op welke leeftijd maakte Paul voor het eerst echt kennis met het voetbal? ‘Toen ik een jaar of 6, 7 was,’ klinkt het zonder aarzeling. ‘De koekverkopers van Verplancke namen mij begin jaren ‘60 mee naar De Kuip waar Feyenoord tegen Holland Sport speelde. Wat was ik onder de indruk van dat stadion, van al die mensen.’ Vanaf dat moment is Paul fan van de club uit Rotterdam-Zuid. Dat vertelde hij ook toen hij die dag laaiend enthousiast thuis kwam. Wat schrok hij toen zijn broer Marcel en zusjes zich tegen hem keerden. Zij waren voor die club-uit-Amsterdam. Of het ventje toen in tranen uitbarstte, kan hij zich niet herinneren.
‘Ik denk het niet. Moeder Dora koos partij voor mij, haar oogappel en pa Jan, die eigenlijk voor 020 was, ging schoorvoetend achter mij staan.’ Zijn woorden worden onderstreept door relikwieën van Feyenoord, die in de loop van de tijd zijn verzameld en die in een kastje achter glas opvallend zichtbaar staan of liggen te pronken.
Een Feyenoord bal met de handtekening van alle selectiespelers (‘Uniek’) nam Van der Post ontroerd in ontvangst toen hij met pensioen ging. Een (emotioneel) cadeau van zijn collega’s van Universiteit Leiden. Daarover later meer. Hij bleef en blijft Feyenoord volgen en wist zelfs Gabriëlle met wie hij vier jaar geleden in het huwelijk trad zo ver te krijgen samen met hem op de tribune plaats te nemen.
‘Die middag heb ik een foto van Gabriëlle gemaakt,’ zegt Paul lachend, ‘met een bord waarop zij stralend haar liefde voor de aanstaande kampioen van dit seizoen in woord en beeld verklaard.’ De foto hangt op groot formaat pontificaal in de hal van hun smakelijk ingerichte appartement. Binnen het gezin Van der Post kwam het niet tot een handgemeen over de keuze tussen Feyenoord/Ajax, ook niet tot duurzame onderlinge verwijdering. Ze waren het er over eens het niet met elkaar eens te zijn. Een wat ingewikkelde formulering lijkt dit. Niet voor de leden van het gezin. Tot een oplopende discussie is het sindsdien niet meer gekomen.
DoCoS, hup DoCoS
Toen de ouders van Paul nog aan de Koningstraat inwoonden bij oma en opa (er is niets veranderd, ook toen waarde het spook woningnood rond) sloot vader Jan zich al aan bij DoCoS. Nee, bij RoodWit, zo heette de club in de jaren ’30. Pas later werd gekozen voor de meer aansprekende naam DoCoS, Door Combinatie Sterk. De vereniging had naast de voetbaltak een tafeltennisafdeling. Beide sporten beoefende het hoofd van het rooms-katholieke gezin.
‘Het is lang, heel lang, ondenkbaar geweest,’ vertelt Paul, ‘dat je als katholiek bij een neutrale club als UVS, ASC, Oranje Groen, Leidsche Boys ging spelen. Dat werd als verraad gezien.’ Van der Post weet nog dat één van de DoCoS-talenten, Piet Masurel overschrijving had aangevraagd naar UVS. ‘Piet Masurel. Een uitstekende voetballer, handig aan de bal, heel technisch ook. Wij begrepen niet dat hij wegging. Je reinste ontrouw. Het kwam niet bij ons op, dat Piet ambitie had en gewoon een paar treden hoger wilde voetballen. Nu vinden we het heel gewoon wanneer iemand op hoger niveau gaat voetballen. Daar zijn clubs trots op, en helemaal wanneer een betaalde club een pupil scout en een contract aanbiedt. Toen beslist niet.’
Broer Bert Masurel is nooit bij DoCoS weggegaan. Vader Jan van der Post. Hij speelde op verschillende posities en door zijn lengte wist hij met regelmaat koppend te scoren, dat leverde open doekjes van het publiek op. Voor DoCoS Tafeltennis, dat toentertijd zijn domicilie had in de school aan de Potgieterlaan, is hij jarenlang een kranige kracht geweest, over zijn reflexen werd uitgebreid in het (katholieke) dagblad Leidse Courant bericht. Paul: ‘Een van pa’s vaste maten was Nic van Cassel, je weet wel: van de bakkerij.’
Er wordt even weg gemijmerd en dan: ‘De onderlinge verbondenheid is bij DoCoS altijd groot geweest. Iedereen zette zich voor de club in, stond voor elkaar klaar. Ging iemand in een nieuw huisje wonen en moest er betegeld worden? Leidingen aangelegd? Geholpen worden bij de verhuizing? Het gebeurde gewoon, je hielp elkaar. Dat gebeurde niet alleen bij DoCoS, hoor. Ik weet dat ze bij Lugdunum, Roodenburg en andere clubs ook voor elkaar klaar stonden.’
Voor die werkzaamheden werd geen geld gevraagd, het waren vriendendiensten, een pijpje bier, een blokje kaas, een stukje worst, meer hoefde niet. Veel lachen werd er ook. ‘De andere ochtend vroeg stonden ze weer op de steiger, waren ze aan het straten of deden ander zwaar werk.’ Dat Paul ook van dat korps van vrienden deel uitmaakte, is duidelijk. Hij praat er niet over.